Situatie op 01 januari 2024 zoals bekend in db2p op 03 oktober 2024
Hoogte reserves
Hoeveel aanvullende pensioen is al gespaard?
Voor de hoogte van het aanvullend pensioen kijken we naar de verworven reserve op 1 januari 2024. Dit is de pensioenreserve die een aangeslotene tot nu toe al heeft gespaard in een of meer pensioenplannen. Dit bedrag kan nog verder evolueren tot aan zijn pensioen.
Gemiddeld € 24.644 verworven reserves, maar helft aangeslotenen spaarde minder dan € 3.586
Voor alle 4,42 miljoen mensen met aanvullende pensioenrechten, bedraagt de gemiddelde verworven reserve € 24.644. De mediaan - of de verworven reserve van de middelste aangeslotene - ligt met € 3.586 duidelijk lager. Dat betekent dus dat de helft van de aangeslotenen tot nu toe een pensioenreserve spaarden van minstens € 3.586, de andere helft zit daar onder.
Kijken we naar de verworven reserves per gender, dan zien we dat zowel het aanvullend pensioen voor mannen hoger ligt dan voor vrouwen. Bij mannen bedraagt de gemiddelde verworven reserve € 29.960, voor vrouwen ligt deze op € 17.535. De mediaan verworven reserve is respectievelijk € 4.693 voor mannen en € 2.419 voor vrouwen. In elke leeftijdscategorie hebben mannen meer aanvullende pensioenrechten opgebouwd dan vrouwen.
Bij de 56 tot 65 jarigen, de leeftijdsgroep die de pensioenleeftijd nadert, is de al opgebouwde pensioenreserve het hoogst. In deze leeftijdsgroep is de gemiddelde verworven reserve € 63.624, de mediaan verworven reserve bedraagt € 10.756.
Hoogste pensioenreserve voor mensen met actieve én slapende rechten
De gemiddelde verworven reserve van aangeslotenen die actieve en slapende pensioenrechten combineren, bedraagt € 41.449. Dat is ruim het dubbele van de gemiddelde pensioenreserve voor mensen die enkel actief pensioenrechten opbouwen in hun huidige job (€ 19.619). Het verschil is nog groter als we kijken naar de mediaan: respectievelijk € 10.624 en € 2.440. Aangeslotenen die alleen tijdens een (of meer) vorige job(s) iets opbouwden - en dus ‘passief’ zijn aangeslotenen bij een of meerdere oude pensioenplannen - hebben de laagste verworven reserves.
Dit verandert niet bij een opsplitsing naar gender. Voor zowel mannen als vrouwen is de gemiddelde en mediaan verworven reserve het hoogst bij aangeslotenen die actieve en inactieve aansluitingen combineren. De pensioenreserve is het laagst voor aangeslotenen met enkel (een) slapende pensioenrecht(en). De gemiddelde en mediaan verworven reserve zijn in elke categorie hoger voor mannen dan voor vrouwen.
Grote verschillen in pensioenreserve
Onderstaande grafiek toont, per gender, de percentielverdeling van de pensioenreserve voor aangeslotenen die de pensioenleeftijd naderen (56 tot 65 jarigen). Een percentiel geeft telkens de pensioenreserve waar een bepaald percentage van de aangeslotenen onder blijft. Zo bedraagt het 10e percentiel bij de mannen € 813, dus 10% van de aangesloten mannen tussen de 56 en 65 jaar oud heeft een totale pensioenreserve van € 813 of minder (en 90% heeft dus een hogere pensioenreserve). Bij vrouwen in dezelfde leeftijdsgroep heeft de 10% met de minste verworven reserves een maximale pensioenreserve van € 361. De 10% aangesloten mannen met de meeste verworven reserves heeft een pensioenreserve van tenminste € 220.335, voor vrouwen ligt deze grens op € 110.745.
Als je met je muis over de curve beweegt kan je ook zien hoeveel de verworven reserve bedraagt als indicatieve maandelijkse reserve. Door op de grafiek te klikken kan je de uitvergroting (bovenaan rechts) verschuiven. Met de filter onderde titel kan je de percentielverdeling voor andere leeftijdscategorieën bekijken.
De helft (50e percentiel) van de mannen heeft € 15.299 of minder verworven reserves of, uitgedrukt in een indicatieve maandelijkse rente, € 40 per maand. De helft van de aangesloten vrouwen heeft € 5.458 verworven reserves of minder, of € 14 in maandelijkse rente.
Gemiddelde verworven reserve licht toegenomen, mediaan verworven reserve steeg met 4% in 2024
De gemiddelde en mediane verworven reserves zijn in 2024 t.o.v. gestegen vorig jaar respectievelijk met 1,2% (+€ 292) en 3,67% (+€ 127). Indien we kijken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen zien we dat in 2024 de verworven reserves van vrouwen sterker zijn gestegen dan voor mannen. Vrouwen zagen hun gemiddelde opgebouwde reserve toenemen met 3,19% (+€ 542), terwijl het gemiddelde voor mannen steeg met 0,53% (+€ 159).
Onderstaande grafiek kan ook worden gefilterd op basis van de verschillende leeftijdscategorieën. Voor aangeslotenen tussen 16 en 25 jaar is de gemiddelde verworven reserve gestegen met 7,49% (+ € 51).
Definities
Sommige mensen bouwen een aanvullend pensioen op terwijl ze werken. Werknemers kunnen een aanvullend pensioen opbouwen als hun werkgever of bedrijfssector een aanvullende pensioenplan aanbiedt of ze kunnen er ook zelf een opbouwen via een vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW). Zelfstandigen kunnen een aanvullend pensioen voor zichzelf voorzien door een overeenkomst af te sluiten bij een pensioeninstelling. Bij pensionering wordt het aanvullend pensioen (of tweedepijlerpensioen) uitbetaald bovenop het wettelijk pensioen (eerstepijlerpensioen).
Het pensioensparen (derdepijlerpensioen), dat mensen individueel – los van hun beroep – op eigen initiatief kunnen doen bij een bank of verzekeraar, wordt hier niet beschouwd als ‘aanvullend pensioen’.
- Werknemer of zelfstandige die is aangesloten bij een aanvullend pensioenplan en aanvullende pensioenrechten opbouwt of heeft opgebouwd.
- In onze cijfers is een aangeslotene: elke persoon waarvoor er op 1 januari van het betrokken jaar een rekeningstand met pensioenreserves is geregistreerd in db2p door de pensioeninstelling.
Iemand is ‘actief aangesloten’ als hij/zij enkel één of meerdere actieve aansluiting(en) heeft bij een aanvullend pensioen.
Iemand is ‘passief aangesloten’ als hij/zij enkel één of meerdere inactieve aansluiting(en) heeft bij een aanvullend pensioen.
Iemand is ‘zowel actief als passief aangesloten’ als hij/zij zowel tenminste één actieve als één inactieve aansluiting heeft bij een aanvullend pensioen.
Een aansluiting is ‘actief’ als de aangeslotene in zijn huidige job bijkomende pensioenrechten opbouwt bij het aanvullend pensioenplan. Bijvoorbeeld als de werknemer nog in dienst is bij de inrichter (werkgever of sector) of als de zelfstandige nog bedrijfsleider is van de inrichter (vennootschap) of als de aangeslotene nog bijdragen stort in het VAPZ, VAPW of VAPZNP.
Een aansluiting is ‘inactief’ als de aangeslotene in het verleden wel aanvullend pensioen opbouwde, maar op dit moment geen bijkomende pensioenrechten meer kan opbouwen in het aanvullend pensioenplan. Bijvoorbeeld als de werknemer niet meer in dienst is bij de inrichter (werkgever of sector) of als de zelfstandige geen bedrijfsleider meer is van de inrichter (vennootschap) of als de aangeslotene afgelopen jaar geen bijdragen meer stortte in het VAPZ, VAPW of VAPZNP. De al opgebouwde pensioenreserves worden dan achtergelaten in het pensioenplan van de eerdere (oude) werkgever, sector of vennootschap, …
Dit is het bedrag aan pensioenreserves die een aangeslotene op een bepaald ogenblik heeft opgebouwd en die verworven zijn. Deze reserves kunnen niet meer worden afgenomen van de aangeslotene en kunnen worden overgedragen naar een andere pensioeninstelling indien de aangeslotene bij nieuw pensioenplan wordt aangesloten. Het betreft telkens de verworven reserve van op 1 januari van het evaluatiejaar.
Dit bedrag geeft weer met welk maandbedrag de al opgebouwde pensioenreserve [op 1 januari van het evaluatiejaar] zou overeenkomen. Bij de berekening gaan we er van uit dat de aangeslotene [na 1 januari van het evaluatiejaar] geen verdere rechten meer opbouwt en dat de aangeslotene nu al 65 jaar is. De omzetting van de verworven reserve naar een indicatieve maandelijkse rente gebeurt op dezelfde manier als op mypension.be.
Pensioeninstellingen geven jaarlijks de stand van de rekening van de aangeslotene door aan db2p. Het gaat telkens om de situatie van de individuele pensioenrechten op 1 januari van het betrokken jaar (of dus het evaluatiejaar).
Leeftijd wordt berekend als 'evaluatiejaar minus geboortejaar', het betreft dus de leeftijd die bereikt wordt in het evaluatiejaar.